uit het donker in het stralende LICHT geplaatst

 
 
 

Koningspsalm

 
mijn GOD heeft al mijn donker tot LICHT gemaakt stralend LICHT
met HEM kon ik springen over alle muren die mij zo omringden
banden van de dood hadden zich om mij genesteld
maar U hebt mij gered
U hebt mij volmaakt gered 
UW kracht is volkomen om mij omdat ik mijn heil zocht bij U
bij U zocht ik schuiling en daarom bent U rots voor mij
de weg voor mij is  LICHT enkel LICHT
ik wandel erin
omringt ben ik er door
U bent mijn kracht mijn sterkte mijn vreugde en mijn heil
U bent 
mijn
hoogverheven
HEER
 God van mijn Heil 
 
 

psalm 18

1
 David, die voor Jahwe dit lied heeft gedicht toen Jahwe hem had gered uit de greep van al zijn vijanden en uit de hand van Saul.

ook mij redde hij .. met David is dit mijn psalm
2
Dit is wat hij zong: Hoezeer heb ik U lief, Heer, mijn sterkte!

 

3
De Heer is mijn steenrots, mijn burcht, gevaren doet Hij mij ontkomen: mijn God, mijn beschuttende rots, mijn schild, hoorn mijns heils, mijn verheffing.

 

4
Hem zij lof! Ik riep tot de Heer en ik was verlost van de vijand.
 
5
Mij omsloten banden des doods, mij belaagden onheilspellende stromen;
 
6
de lasso van de onderwereld lag om mij heen, de dood lag voor mij
 
7
 de Heer riep ik aan in mijn angst, mijn God smeekte ik huilend om bijstand: Hij hoorde mijn stem vanuit ZIJN paleis, mijn kreten bereikten zijn oor.
 
8
de aarde schudde de aarde beefde de aarde, bewoog de gronden de bergen: beefden - UW toorn was ontbrand.
 
9
Rook sloeg van Uw adem omhoog, verterend vuur kwam uit UW mond, verschroeiend sloeg het van U af.
 
10
U daalde neer, donderwolken onder UW voeten;
 
11
op een cherub voer U in Uw vlucht,  gedragen op de vleugels van de wind.
 
12
 met duister was U omhuld, dat het was als een haag om U heen, zwarte wateren, donkere wolken.
 
13
Voor Uw gloed zijn de wolken ontweken - hagel en verzengende bliksem.

 

14
U sprak vanuit de Hemel Uw stem verheven U, de Allerhoogste.
 
15
 een stortbui van pijlen, een noodweer van vurige schichten.

 

16
Zichtbaar werd de bedding der wateren, omgewoeld de grondslagen der wereld door uw dreigende gramschap, Jahwe, door het stormgeweld Uw adem.
 
17
Van omhoog reikte U, greep mij vast, hief mij boven het wassende water uit,
 
18
onttrok mij aan de machtige vijand, aan mijn haters, te sterk voor mijn kracht,
 
19
die mij hebben gezocht toen ik zwak stond: doch de Heer is mijn bijstand geweest.
 
20
Naar een wijd land deed Hij mij uitgaan, gaf mij vrijheid op grond van zijn gunst,
 
21
de Heer, die mijn gerechtigheid loonde, mij mijn reinheid van handen vergold.
 
22
Want ik hield de wegen des Heren, ik krenkte mijn God niet met kwaad;
 
23
heel zijn rechtsorde had ik voor ogen, zijn verbondseisen liet ik niet los;
 
24
ik hield mij aan Hem, volkomen, ik heb mij voor verkeerdheid gehoed.
 
25
En de Heer deed mij naar mijn gerechtigheid, waar mijn reinheid van handen Hij zag.
 
26
Wie getrouw is, hem toont Gij uw trouw, wie onkreukbaar is uw volmaaktheid;
 
27
wie gaaf is openbaart Ge uw gaafheid, van wie draait buigt Ge ongrijpbaar U af.
 
28
Gij bevrijdt het volk der verdrukten, doet hovaardigen de ogen neerslaan;
 
29
Gij ontsteekt, Heer, het licht van mijn luchter, mijn God maakt mij het donker tot licht.
 
30
Ja, met u bestorm ik een bolwerk, met mijn God spring ik over een wal.
 
31
Hij, God - volmaakt is zijn weg; onvermengd is het woord van de Heer. Hij is schild voor wie bij Hem schuilen.
 
32
Wie mag God heten buiten de Heer, wie dan onze God zou mijn rots zijn?
 
33
die God die mij toerust met kracht, die bewerkt dat mijn weg voor mij uit ligt,
 
34
die mijn voeten maakt als die der hinden; op bergkammen doet Hij mij staan.
 
35
Die mijn handen geleerd heeft te strijden, mijn armen te spannen de boog.
 
36
Uw beveiligend schild heft Gij voor mij, uw hand houdt mij recht overeind. Door uw goedheid wassen mijn krachten.
 
37
kan ik gaan met machtige schreden: geen wankeling is in mijn tred.
 
38
Ik vervolg de vijand, achterhaal hem, laat niet af aleer hij is geveld;
 
39
die ik brak zijn onmachtig tot opstaan, liggen onder mijn voeten gestrekt.
 
40
Gij omgordt mij met kracht tot de strijd, die mij tarten doet Gij voor mij bukken
 
41
en de vijand jaagt Gij voor mij uit: wel heb ik mijn haters vernietigd!
 
42
Zij riepen: geen redder verscheen, tot de Heer - Hij gaf hun geen antwoord.
 
43
Ik vergruizel hen - stof op de wind, trap hen weg als het vuil van de straten.
 
44
Gij droeg mij door de twist van het volk heen, hebt mij hoofd van de stammen gemaakt, volken mij nog vreemd gaan mij dienen.
 
45
op het eerste bevel mij gehoorzaam, onderdanig, de zonen dier vreemden.
 
46
Zij bezweken, de zonen dier vreemden, hebben bevend hun burchten verlaten.
 
47
De Heer leeft! Gezegend mijn rots, hoogverheven de God die mijn heil is,
 
48
de God die alles aan mij onderworpen heeft HIJ mijn sterkte en mijn kracht,
 
49
mij ontkomen deed aan de vijand, ja, mij hief boven wie mij onderdrukten: Gij die van de tyran mij verlost hebt.
 
50
En daarom wil ik, o Heer, U loven temidden der volken, psalmzingen uw naam ter ere:
 
51
U bracht mij de TRIOMF  de overwinning schonk U mij U bewijst oneindige liefde en trouw aan mij en hen die U dienen die trouw zijn aan U - U bewees U Zelf aan UW gezalfde, David en zijn nazaten en ook aan mij - voor eeuwig en altijd zal ik U dienen stoppen zal ik nooit daarmee U mag ook op mij rekenen God mijn HEER mijn intens geliefde HEER.